Frank Boon, Brouwer uit geestdrift

Frank Boon, Brouwer uit geestdrift

Was Frank Boon voorbestemd om brouwer te worden? Niet als je het bekijkt in termen van familietraditie. Bij hem is er geen sprake van de ‘zoveelste generatie’ die de leiding over de familiale brouwerij in handen genomen heeft. Van grootmoeders zijde zijn er wel banden met de vroegere brouwerij Van Cappellen & De Pauw in Merchtem, maar deze werd al in 1970 bij gebrek aan interesse stilgelegd. Zijn vader was directeur van een bankkantoor. Niets wees dertig jaar geleden dus erop dat Frank Boon zou uitgroeien tot een van de bekendste lambikbrouwers die ons land nu nog telt. Toch is aan het bedrijf dat hij thans leidt een lange voorgeschiedenis verbonden.

Claes

De eerste sporen van wat nu brouwerij Boon heet vinden we terug in 1680, toen een zekere Jean-Baptiste Claes in Lembeek een hoeve kocht om er een stokerij op te richten. De familie Claes was op het einde van de 17de eeuw de eerste om hun zaak uit te bouwen als jeneverstokerij. Door het grote succes van hun jenever, geholpen door het accijnsvrije regime van de Vrijstad Lembeek, breidden de zaken snel uit. Verschillende landerijen en boerderijen werden opgekocht, waaronder een boerderij met brouwerij, gelegen op de Kruiskensheide in het gehucht Hondzocht. Een distilleerketel had in die tijd nagenoeg dezelfde vorm als een brouwketel. Om te stoken werd enkel een ‘hoed’ opgezet. Op die manier was het betrekkelijk eenvoudig om een brouwerij om te vormen tot stokerij en omgekeerd. Op 8 oktober 1720 werd echter een keizerlijke ordonnantie uitgevaardigd, die betrekking had op de Brabantse vrijsteden. Kort gezegd kwam het erop neer, dat zij verplicht waren alle tolrechten te betalen op wijn en jenever, maar niet op bier. Vandaar dat Claes na 1720 zowel bier als jenever produceerde. Dat bracht hem in conflict met de Lembeekse brouwersgilde, die toen 14 brouwers telde. Zij diende een klacht in tegen Claes omdat hij bier brouwde zonder lid van de gilde te zijn. De prinses van Steenhuize, tevens Dame van Lembeek, gaf Claes toestemming om bier te verkopen. De zaken floreerden, zeker toen in de tweede helft van de 18de eeuw, na de aanleg van de nieuwe steenweg naar Edingen, nieuwe gebouwen werden opgetrokken.

Paul

De Franse revolutie en de daarop volgende bezetting van onze streken door de Fransen kwamen roet in het eten gooien. Het Lembeekse accijnsvrije Vrijstadsregime was een doorn in het oog van de Fransen, wegens de ongelijke concurrentie met de Franse brandewijn. Op 23 december 1794 werd het brouwen en stoken in Lembeek door de Franse overheid verboden. Bovendien schaften de Fransen de accijns af over heel het grondgebied, zodat het voordeel van accijnsvrij brouwen en stoken verviel. In 1809 verhuurde de familie Claes de brouwerij-stokerij aan een zekere Jean-Baptiste Paul. Diens zoon Louis Paul kocht in 1860 de brouwerijgebouwen en de installatie van de familie Claes, die zich verder toelegde op de jeneverproductie. De brouwerij kreeg de naam Brasserie de Saint-Roch. Louis Paul brouwde lambik en bruin bier. Onder impuls van ingenieur Cayaerts werden rond 1875 proeven gedaan met het bottelen van geuzelambik.

Brouwerij Frank Boon Troch

Omdat hij geen erfgenamen had, verkocht Louis Paul de brouwerij in 1898 aan P. Troch. In navolging van de grote Brusselse brouwerijen brouwde Troch naast lambik ook een blond, maar hooggegist bier: Double Blonde de Hondzocht. In 1912 volgde zijn zoon René Troch hem op. Hij mechaniseerde de brouwerij met stoomtractie. Zoals in vele brouwerijen werden tijdens de eerste wereldoorlog de koperen brouwketels in beslag genomen. Onmiddellijk na de oorlog werden gietijzeren ketels geplaatst. De brouwerij heette vanaf toen ook Brasserie Hygiëna, verwijzend naar de zuiverheid in de brouwerij. Ook het blonde bier veranderde van naam en werd verder Belga genoemd.

De Vits

De economische crisis tijdens het interbellum deed René Troch de das om en in 1927 werd alles openbaar verkocht. Het gedeelte brouwerij en pakhuis werd gekocht door Jean De Vits, buurman en cafébaas-geuzesteker. In 1937 kwam René De Vits in de brouwerij. Er werd nog uitsluitend faro, lambik, geuze en kriek verkocht. Toen de brouwketels na een defect uitgebroken werden, werden ze niet vervangen. René De Vits liet zijn wort verder brouwen bij Van Halen (Brussel), Winderickx (Dworp) en vooral bij de coöperatieve Union des Marchands de Bières in Brussel. Dit wort liet hij vergisten tot lambik in eigen tonnen. Vervolgens werden de lambikken gemengd tot geuze of werden er krieken op gestoken. De ongehuwde René De Vits had geen opvolgers en investeerde nauwelijks in zijn bedrijf. Buiten een Citroën-vrachtwagen in 1937, een Volkswagen-bestelwagen in 1962 en 12 (twaalf!) roestvrijstalen vaten van 50 liter in 1965 werden er geen vernieuwingen gedaan. In 1978 verkocht René De Vits de geuzestekerij aan Frank Boon. De afvul lijn Frank was enkele jaren voordien, in 1975, op 22-jarige leeftijd van start gegaan als geuzesteker in een voormalige suikerfabriek in Halle. Dat was geen evidente keuze. Zoals in de inleiding al gezegd had hij wel familiebindingen met de brouwerswereld langs grootmoeders zijde. Zijn grootoom Dolf Van Cappellen was brouwer in Merchtem en als kind was Frank gefascineerd door het leven in de brouwerij. Toen zijn vader benoemd werd tot kantoordirecteur van een bank in Halle verhuisde de familie naar deze stad. De enige persoon die Frank in de streek rond Halle kende was René De Vits, omdat hij er vroeger wel eens kwam om bier te halen voor vriendenfeestjes en dergelijke. En zo werd Frank Boon geuzesteker uit geestdrift. Zijn familie was niet enthousiast over zijn plannen, temeer daar een ander familielid, Raymond Boon (destijds voorzitter van de raad van bestuur van brouwerij Artois), toen voorspelde dat er van de kleine brouwerijen tegen het jaar 2000 niets meer zou overblijven. Toch zette Frank door. Meer zelfs, naast de geuzestekerij baatte hij ook een handel in streekbieren uit: Bierkelders Boon. “Het was de tijd waarin de groene beweging opkwam”, aldus Frank. “Het verbruik van streekbieren paste in de retrogolf. Hoe meer stof er op de fles lag, hoe liever de klanten het hadden”. Na de overname van de geuzestekerij van De Vits vestigde hij zich in Lembeek. “Brouwerij De Vits was een levend Bokrijk”, zegt Frank. “Het bedrijf produceerde amper 150 hectoliter per jaar. De man hield zijn boekhouding bij op de witte marge van La Libre Belgique. Er was geen centrale verwarming en niet overal elektriciteit. Ik moest heel wat extra investeren”. Zijn eerste werk in het totaal verouderde bedrijf was de lambikvoorraden terug op peil brengen. Ook het met de hand reinigen en vullen van de flessen werd vervangen door halfautomatische apparatuur. In 1986 kocht hij de tonnen en foeders van de inmiddels gesloten geuzestekerij van Jean Van Malder. Deze maakte al sinds 1975 alleen nog maar gefilterde geuze. Frank Boon verkocht de nog resterende gebottelde flessen aan het cliënteel van Van Malder en liet de rest van de lambik en het coupagebier bij Girardin bottelen in Van Malder-flessen. Een poging om de klanten van Van Malder te laten overschakelen op traditionele geuze van Boon lukte niet helemaal.

Brouwerij

De geuzestekerij van Frank Boon kende duidelijk succes. Het bier sloeg aan bij de consument en de productie groeide gestadig. Het was bijna onvermijdelijk dat een man, die zo vol passie bezig was met onze bieren van spontane gisting, het niet zou beperken tot geuzesteker, maar eens ook met een eigen lambikbrouwerij zou van start gaan. Toen in 1982 in het centrum van Lembeek een fabriek failliet ging met een oppervlakte van 1,3 hectare, kocht Frank die meteen. Hier werd eerst een automatische bottelarij en een stoomketel geïnstalleerd. In 1988 werd begonnen met het monteren van de brouwzaal, die na enkele proefbrouwsels in 1990 operationeel werd. Op 6 september 1990 werd een eerste eigen brouwsel van 40 hectoliter lambik feestelijk gevierd. Frank Boon was brouwer geworden.

Distributie

Precies in die periode werd hij echter met een distributieprobleem geconfronteerd. Om dit te begrijpen moeten we even teruggaan tot 1983. De witbieren waren volop in opmars. In Brugge stond brouwerij ‘t Hamerken op het punt te stoppen en verkocht haar cliënteel aan brouwerij Haacht. Samen met Paul Vanneste kocht Frank Boon de brouwerij, die vanaf dan De Gouden Boom heette. Het Brugs Tarwebier werd gelanceerd, in 1985 gevolgd door Brugse Tripel. Toen kwamen de bierprijzen echter onder druk, omdat ook de grote brouwerijen zich met de vraag naar streekbieren gingen bemoeien. De winstmarges werden kleiner en er moest meer geproduceerd worden om de kosten te dekken. Dat vergde grote investeringen, zowel in Brugge als in Lembeek. Omdat hij het alleen niet aankon, sloot Frank Boon een akkoord met Fourcroy, destijds de grootste distributeur van sterke dranken in België. Fourcroy stapte voor de helft in de Lembeekse brouwerij. Maar het verliep niet zoals gehoopt. “Een van de grootste problemen voor kleine brouwers is de distributie”, aldus Frank. “Je kan moeilijk met een vrachtwagen rondrijden om overal twee bakken af te zetten. Fourcroy nam de distributie van ons bier op zich, maar hier liep het grondig mis. Hun verkopers hadden nog nooit bier verkocht, alleen sterke dranken en wijn. Heel wat verkopers weigerden ons bier te promoten. In 1989, net toen ik met mijn eigen brouwerij van start ging, was de omzet van de geuzestekerij teruggevallen tot 450 hectoliter. Ik had de keuze: ofwel de brouwerij sluiten ofwel het volledig over een andere boeg gooien. Ik besloot Fourcroy uit te kopen in de brouwerij, terwijl ik mijn deel in de distributie van streekbieren aan hen verkocht”. Tot 1994 bleef hij nog wel aandeelhouder in De Gouden Boom.

Palm

De Nieuwe hal: moderne efficientie gekoppeld aan traditionele productieGrote vraag voor Frank Boon was natuurlijk hoe zijn bieren opnieuw gedistribueerd te krijgen. Gelukkig toonde brouwerij Palm interesse. In 1990 sloot hij een akkoord met de brouwerij uit Steenhuffel. Palm stapte voor 50 % in brouwerij Boon en nam de verdeling van het bier voor zijn rekening. Sindsdien is de productie jaar na jaar sterk gestegen. Bij de eeuwwisseling in 2000 bedroeg het volume reeds 5000 hectoliter, waardoor Boon op de vierde plaats van de lambikbrouwers en geuzeproducenten in ons land kwam, na Belle-Vue van Interbrew (hoewel dit geen traditioneel bier meer kan genoemd worden), Mort Subite van Alken-Maes en Lindemans. Frank Boon blijft investeren en schuwt daarbij nieuwe technieken niet. Enkele jaren geleden werd een nieuwe ‘koude kelder’ gebouwd, volledig computergestuurd. De ruimte, met haar roestvrijstalen tanks en apparatuur en muren met afwasbare tegels, staat in scherp contrast met het oude tonnenmagazijn, waar hout overheerst. In de nieuwe ruimte staan 18 tanks opgesteld: 4 klaringskuipen voor Kriek, 4 botteltanks (bier dat klaar is voor afvulling), 1 à 2 lagertanks voor Duivelsbier of Framboise, 2 overtrektanks om lambik te mengen, 5 cilinderconische gisttanks voor Duivelsbier en 1 à 2 tanks in reserve. En bijna was dit brouwerijdossier niet tijdig af geraakt. Pas op de valreep, juist voor deze Zytholoog in productie ging, vond Frank Boon tijd om ons te ontvangen: in mei van dit jaar werd immers een splinternieuwe vulmachine en kurkenplaatser geïnstalleerd en in gebruik genomen.

Bron: Casimir Elsen, De Zytholoog, nr. 6, verschenen juli 2004 -http://www.zythos.be/dossiers/geuze/zyth06-boon2.html